De belichtingsdriehoek

Belichtingsdriehoek

Belichtingsdriehoek

De drie instellingen van de camera diafragma, sluitertijd en ISO zijn direct met elkaar verbonden. Dit betekent dat bij gelijkblijvende belichting één wijziging van een instelling een andere wijziging tot gevolg heeft. Men heeft dus de mogelijkheid om verschillende creatieve keuzes te maken, daarover verder meer.

  • Het diafragma bepaalt de hoeveelheid licht dat op de sensor van je camera valt. Hoe groter de diafragmaopening (bv. F4) hoe meer licht er op je sensor valt en hoe kleiner het deel op je foto scherp is. Bij een kleine opening (bv. F4) wordt een groter deel van je foto scherp.
  • De sluitertijd bepaalt hoe lang dat licht op de sensor valt. Hoe langer de sluitertijd, hoe meer licht er op je sensor valt, en hoe groter de kans is dat je bewegingsonscherpte in je foto krijgt.
  • De ISO-lichtgevoeligheid bepaalt hoeveel invloed het licht heeft op de uiteindelijke foto. Bij een lage ISO waarde heb je meer licht nodig, maar heb je bijna geen ruis. Hoe hoger de ISO waarde hoe meer ruis je krijgt.

De uiteindelijke belichting op de foto wordt bepaald door een samenspel van het diafragma, de sluitertijd en de ISO lichtgevoeligheid. Denk aan een driehoek waarbij elk element een hoek inneemt en een gelijk effect heeft op de uiteindelijke belichting.In onderstaand schema kan je zien wat er gebeurd als je iets aanpast en welke mogelijke handelingen men kan doen.

Sluitertijd langer Meer licht op je sensor, dus wanneer je niets doet een overbelichte foto.

  • ISO waarde lager (minder ruis!)
  • Diafragmaopening kleiner (minder licht op je sensor, meer scherpte)

Sluitertijd korter Minder licht op je sensor, dus wanneer je niets doet een onderbelichte foto.

  • Diafragmaopening groter (meer licht op je sensor, minder groot scherptevlak)
  • ISO waarde hoger (meer ruis!)

Diafragmaopening groter Meer licht op je sensor, dus wanneer je niets doet een overbelichte foto.

  • ISO waarde lager (minder ruis!)
  • Sluitertijd korter (minder licht op je sensor, minder bewegingsonscherpte)

Diafragmaopening kleiner Minder licht op je sensor, dus wanneer je niets doet een onderbelichte foto.

  • Sluitertijd langer (meerlicht op je sensor, meer bewegingsonscherpte)
  • ISO waarde hoger (meer ruis!)

ISO waarde hoger (getal) Meer licht op je sensor, dus wanneer je niets doet een overbelichte foto.

  • Sluitertijd korter (minder licht op je sensor, minder bewegingsonscherpte)
  • Diafragmaopening kleiner (minder licht op je sensor, meer scherpte)

ISO waarde lager (getal) Minder licht op je sensor, dus wanneer je niets doet een onderbelichte foto.

  • Sluitertijd langer (meerlicht op je sensor, meer bewegingsonscherpte)
  • Diafragmaopening groter (meer licht op je sensor, minder groot scherptevlak)

Elke hoek in de belichtingsdriehoek staat voor één van de factoren. Voor een correcte belichting is een balans tussen de drie factoren essentieel en alleen in die situatie is de driehoek perfect. Verander je één van deze instellingen, dan verander je in principe één van de hoeken van de driehoek. De driehoek heeft dan geen gelijke zijden meer en je zult dus een andere instelling óók moeten aanpassen, wil je weer een perfecte driehoek (en dus een correcte belichting) krijgen.Aanpassingen doe je 1 stop per keer!Pas je één van de drie variabelen aan, dan doe je dit in stapjes. De ISO-waarde verhogen van 100 naar 200 is een verhoging van 1 stapje en dit wordt 1 stop genoemd. De sluitertijd verlengen van 1/125s naar 1/60s is ook weer 1 stop verschil. In onderstaand schema zie je hoe de stops in elkaar zitten (dit kan op jouw camera afwijken, dit is enkel als voorbeeld bedoeld).Maak je een goed belichte foto op ISO 200, diafragma f/8 en sluitertijd 1/125s, maar wil je graag een onscherpe achtergrond in je foto en krijg je dat nu niet voor elkaar? Een onscherpe achtergrond krijg je door een zo groot mogelijk diafragma te gebruiken. Je kunt het diafragma in dit geval dus terugschroeven naar f/2.8 – dit zijn 3 stops.Kijk naar de belichtingsdriehoek en je ziet dat je nu ook een andere variabele aan moet passen om dezelfde, correcte belichting te krijgen. Je kunt je ISO-waarde 3 stops opschroeven, maar dat zorgt voor ruis in je foto en wellicht wil je dat niet. Dan kies je dus voor de sluitertijd. Deze beweeg je 3 stops de andere kant op voor dezelfde belichting – je gaat dus van 1/125s naar 1/800s.Een foto met de instellingen ISO 200, f/8 en 1/125s ziet er qua belichting dus hetzelfde uit als een foto met de instellingen ISO 200, f/2.8 en 1/800s, je hebt alleen een onscherpte in de achtergrond weten te creëren.

ISO                             200         800           200

DIAFRAGMA              8 F         2.8 F         2.8 F

SLUITERTIJD           1/125       1/125        1/800