Scherptediepte

De scherptediepte, in het Engels DOF (Depth Of Field) genaamd, is het gebied in de foto dat we als scherp ervaren. Het is precies de afstand tussen de dichtstbijzijnde en verste punten in een foto die scherp zijn.

Wanneer we op een bepaald punt scherpstellen wordt dat punt uiteraard scherp weergegeven. Maar ook het gebied voor en achter dat punt kunnen op de foto scherp lijken. Hoe groter dat gebied, hoe groter de scherptediepte in de foto.

De afstand voor en achter het scherpstelpunt is niet gelijk verdeeld. Eén derde ligt voor het scherpstelpunt, twee derde ligt er achter. De scherptediepte duidt dus de afstand aan tussen het meest nabije en het en verst gelegen punt dat op je foto scherp overkomt. Is die afstand groot dan heeft een foto een grote scherptediepte, is die afstand klein dan spreken we over een kleine scherptediepte.

Diafragma

Met het diafragma regel je de belichting, hoe kleiner de opening hoe minder licht er op de sensor valt gedurende een bepaalde periode. Daarnaast heeft het diafragma ook invloed op de scherptediepte. Hoe kleiner je diafragma(opening), groot getal bv. F 20 hoe kleiner de scherptediepte. Hoe groter je diafragma(opening), klein getal bv. F 2,8 hoe minder dieptescherpte. In het laatste geval zal een deel van je foto zeer onscherp zijn.

Maak je het getal groter dan is er meer scherp, verklein je het getal dan is er minder scherp.

Groter F-getal = meer scherp
Kleiner F-getal = minder scherp

 

Afstand tot het onderwerp

De scherptediepte hangt ook af van de afstand tot het onderwerp waarop men scherpstelt. Staat men te dicht bij het onderwerp waarop scherp gesteld is dan is er maar weinig scherptediepte. Gaat men verder weg van het onderwerp dan is er meer scherptediepte.

Bij ongewijzigde brandpuntsafstand en een identieke diafragmaopening wordt de scherptediepte groter naarmate het scherpstelpunt verder verwijderd is. Bij macro- en close-upfotografie is de afstand tot het onderwerp erg klein, en heeft men dus een erg kleine scherptediepte, zelfs bij kleine diafragma’s.

Minder afstand tot onderwerp = minder scherptediepte
Meer afstand tot onderwerp = meer scherptediepte

Brandpuntsafstand

Hoe lager het getal van de brandpuntafstand (bv. 24mm), hoe meer men ziet = groothoeklens. Maakt men gebruik van een korte brandpuntsafstand dan krijgt men al snel meer scherpte in de diepte oftewel een grote scherptediepte. Zo zullen de meeste groothoeklenzen (die een korte brandpuntsafstand hebben) vaak foto’s produceren die grote delen van de foto scherp afbeelden.

Hoe hoger het getal, hoe meer het beeld dichterbij gehaald wordt = zoomlens. Telelenzen geven juist minder scherptediepte waardoor je extra goed moet bepalen welk onderwerp je in de foto scherp wilt hebben.

Meer groothoek = meer scherptediepte
Meer telebereik = minder scherptediepte